donderdag 14 februari 2008

Kun je blok 0 van het computerprogramma al in groep 2 afnemen?

Dat kan. Blok 0 van het computerprogramma brengt de leesvaardigheid van kinderen in beeld. Je ziet of kinderen al letters beheersen of al kunnen lezen. Het programma checkt de vaarigheid van auditieve synthese. Het geeft dus een beeld van mogelijke aandachtskinderen, kinderen die al erg ver zijn in het aanvankelijk leesproces (raket of zonniveau aankunnen) of kinderen die aandacht nodig hebben (steraanpak als advies krijgen). Of je deze screening vlak voor of meteen na de vakantie doet mag je zelf kiezen. Een extreme explosie van deze ontwikkeling zal zich echt niet in de vakantie voordoen!

Neem je toch nog Cito SBR en SVR af?

In de 2e maanversie van Veilig Leren lezen zijn deze toetsen niet meer geïntegreerd. Afhankelijk van de keuze die de school maakt om kinderen te volgen met ook het CITO LVS kan deze toets alsnog worden afgenomen. De school kan ook kiezen voor alternatieve toetsen. Veilig Leren Lezen wil de keuze voor methode-onafhankelijke toetsen niet opdringen. Wel is het belangrijk dat zaken gevolgd worden en de ontwikkeling in kaart wordt gebracht. Daarom heeft Veilig leren lezen hier een eigen invulling aan gegeven. In kern 11 en 12 zijn opdrachten van het werkboekje de basis voor een beoordeling van het niveau van begrijpend lezen.

Moet je omkeringen bij een letterdictee fout rekenen?

Het letterdictee is een onderdeel van de vaardigheid spelling. Zou je een letterdictee laten maken met behulp van een toetsenbord, dan zouden omkeringen als s, z en j niet mogelijk zijn. Wel bij de oe, ou, ui, eu, ie, b en d. Als je dit als uitgangspunt neemt, kun je omkeringen als s, z en j goed rekenen en de andere omkeringen zijn fout.
Wel is het zo dat het verstandig is alle omkeringen te noteren, zodat u daar de nodige aandacht aan besteedt.
Bij schrijfletters komen omkeringen met s, z en j niet (of nauwelijks) voor. De andere omkeringen wel, al wordt de verwisseling van b en d minder gesignaleerd dan bij schrijven van drukletters.
Bovenstaand uitgangspunt is de richtlijn geweest bij het bepalen van de normen bij deze toets..
Wil je de schrijfvaardigheid van de leerlingen beoordelen, dan moet u alle omkeringen fout rekenen. Maar de toets is niet bedoeld om de schrijfvaardigheid te beoordelen, maar de spelling. Dat betekent dus ook dat hoofdletters eigenlijk goed mogen worden gerekend. Noteer, zoals eerder gezegd wel, dat je nog aandacht moet besteden aan de juiste schrijfvormen, niet aan de letterkennis.

Spelling: weinig fouten, toch twijfelachtig?

De genoemde toetsen zijn alleen bedoeld om kinderen op te sporen die minder goed presteren. Daarom kijken we naar de prestaties van kinderen in groep 3 op dit moment en zien dat er maar weinig kinderen bij deze dictees fouten maken. Ruim 50% van de kinderen maakt het foutloos en het zou dus niet eerlijk zijn om bij 1 fout te doen voorkomen alsof het kind zwak is.
Kinderen die de leerstof ruim voldoende, goed of zeer goed beheersen maken alle items goed. Zij maken geen enkele fout. Voor hen zijn de toetsen in zekere zin te gemakkelijk. Je kunt dus niet het verschil zien tussen ruim voldoende, goed, zeer goed en uitmuntend. Dan zou je items in de toets op moeten nemen die moeilijker zijn. Deze toetsen zijn alleen bedoeld om te kijken of de minimumdoelen zijn bereikt. Dit soort toetsen worden wel beheersingstoetsen genoemd, dit in tegenstelling tot toetsen die een duidelijk onderscheid kunnen maken op alle niveaus.
Dit probleem geldt ook voor diverse controletaken in de eerste 5 werkboekjes van VLL. Dat zijn voor een groot deel ook beheersingstoetsen.
De controletaken bij Veilig & vlot daarentegen zijn wel heel geschikt om onderscheid te kunnen maken tussen alle niveaus.

Waar vind ik de toetsen?

De handleiding bij de toetsen en de toetsmaterialen staan in de kopieermap. Daar staan ook richtlijnen voor een juiste interpretatie van de uitslagen.
Op de Toetssite krijgt men vanzelf een niveau-indicatie naar aanleiding van de score.
Op de website vind je de toetsmaterialen nog eens, zodat je ze kunt downloaden. Er staan ook overzichten en de meest actuele normen (zie www.veiliglerenlezen.nl / gebruikers 2e maanversie / Toetsen).

Moet ik bij elke kern bij alle kinderen alle toetsen afnemen?

Je kunt het best bij alle kinderen na elke kern Veilig & vlot afnemen. Dat kost maar 1 minuut per kind en geeft veel informatie! Je weet dan of de ingezette ontwikkeling zich nog steeds naar verwachting voortzet. Alleen kinderen met een steraanpak kun je gedetailleerder toetsen als je dat wilt.

Voor de Toetssite geldt het volgende voor de signaleringsmomenten na kern 3. Dan adviseren wij de volgende toetsing:
- bij alle kinderen Veilig & Vlot 3
- bij alle kinderen de Herfstsignalering, die bestaat uit een Letterdictee en pagina 16 van het Leesboekje maan. Bij Pagina 16 Leesboekje maan wordt voor alle onderdelen bijgehouden:
- het aantal goed,
- het aantal fout,
- de tijd.
Dit voor alle leerlingen. Dit geeft u in de Toetssite in bij Invoeren, Toetsgegevens, Signalering, Herfstsignalering.
Voor de leerlingen die op de Veilig & Vlot toets een Onvoldoende of een Twijfelachtig hebben gescoord kunt u ook het onderscheid tussen vlot en traag/spellend bijhouden. Dit vult u in de Toetssite dan in bij Invoeren, Toetsgegevens, Controletaak pagina 16 Leesboekje maan.U kunt dit nalezen in de Toetsinstructie voor de Herfstsignalering.

In de Toetskalender die op de site staat kunt u ook precies nalezen wat in welke kern de bedoeling is als het om toetsen gaat.

Gelden de normen van de 2e maanversie ook voor de 1e versie?

Nee, dat zou niet eerlijk zijn. Het is wel mogelijk om de score te vertalen naar normen van de 2e versie om te kijken wat de verschillen zijn. Bedenk dan, dat de normen van de 2e versie strenger zijn.

Wat doe ik als kinderen zwak zijn in auditieve vaardigheden? Is het beheersen van auditieve vaardigheden een voorwaarde voor een goede start?

Auditieve vaardigheden zijn een onderdeel van de taalleesontwikkeling bij kinderen. Het beheersen van die vaardigheden hoort bij de ontwikkeling die kinderen doormaken om te groeien naar geletterdheid. Het is natuurlijk erg gunstig als kinderen deze vaardigheden volledig beheersen. Gekoppeld aan beginnende letterkennis geeft dat zeker goede startmogelijkheden voor het aanvankelijk leesproces. Vandaar dat signalen die je krijgt vanuit kleutertoetsen al belangrijk zijn.

Sommige kinderen beheersen die vaardigheden nog niet optimaal. Dat wil dan nog niet zeggen dat een start van aanvankelijk lezen nog niet mogelijk is. Het wil wel zeggen dat auditieve vaardigheden extra aandacht moeten krijgen. Doe dat zeker in de kernen 1 en 2 , niet als geïsoleerde vaardigheid maar altijd in relatie met de letters. Dus visueel en auditief woorden aanbieden. Het Protocol zegt ook: niet geïsoleerd auditieve vaardigheden oefenen.

Voor het lezen is auditieve synthese belangrijk. Deze vaardigheid ontwikkelt zich eerder en gemakkelijker dan auditieve analyse. Auditieve analyse is een vaardigheid die bij het spellen hoort. Deze vaardigheid loopt in tijd wat achter op de synthesevaardigheid.

In kern 1 en 2 wordt erg veel aandacht besteed aan auditieve vaardigheden. Synthese en analyse worden vooral geoefend met de woordendoos, het klikklakboekje, het computerprogramma en Veilig & vlot (dat laatste vooral synthese). Als de toetsuitslagen van het woordlezen voldoende zijn mag je aannemen dat synthese dan ook voldoende wordt beheerst. Als bij het lezen van het woord wel de letters juist benoemd worden maar het woord daarna direct fout wordt gescoord, dan is dat het signaal van mogelijk problemen met auditieve synthese. Je zou daaraan dan extra aandacht moeten geven in de instructie. Problemen in de auditieve analyse manifesteren zich in fout gespelde woorden in het dictee. Mochten kinderen problemen hebben met auditieve vaardigheden, besteed dan vooral eerder aandacht aan synthese dan aan analyse!

Moet je bij de herfstsignalering de analyse- en synthesetoets afnemen?

In de herfstsignalering wordt geadviseerd om audant en audisynth af te nemen als vervolgtoets, vooral bij uitval. Een goed advies, maar hoe ga je met de uitslag om? Vaak constateer je dat woorden met kleefletters grote problemen opleveren. Wat nu als kinderen woorden als ster'k en dwer'g niet goed kunnen analyseren? (De toetsen van Struiksma in DTLAS vragen analyse van die woorden.) Hoe zwaar is dan het probleem?

Als de klankzuivere woorden wel goed worden geanalyseerd maar deze woorden niet, dan zegt dat nog niets van de analysevaardigheid. Waarschijnlijk weet dit kind niet, dat er een vervorming plaatsvindt door het specifieke cluster van medeklinkers. Dat is eigenlijk ook een spellingprobleem. Hoort het kind de afzonderlijke klanken wel maar plaatst het nog de twijfelachtige klank -u- tussen de woorden, dan zegt dat niets van de vaardigheid tot analyse. Het zegt iets van zijn spellingvaardigheid van die woorden. En dat is voor een kind in het aanvankelijk proces nog hoog gegrepen!

De toetsen van Struiksma zijn bedoeld als diagnostische toetsen, terugblik in het leerproces nadat het fout liep in de reguliere ontwikkeling. Als signaleringsinstrument aan het begin van het leesproces zijn klankzuivere analyse en synthesetoetsen een goede informatiebron voor dat moment. Het computerprogramma van Veilig lerenm lezen geeft elk kind zo’n toets in blok 0 of aan het begin van kern 1.
Voor de Herfstsignalering wordt in het landelijke protocol als vervolgtoetsen Audant en Audisynth aangegeven. Eigenlijk is dat voor de herfstsignalering wat vroeg, zeker wat betreft de auditieve analyse. Audisynt en Audant geven wel een beeld van auditieve vaardigheden op dat moment, maar moet je altijd zien in relatie met de tijd waarop de referentiescore moet worden gehaald. Zeker in kern 1 en 2 is dat nog niet het geval!
Dus geen paniek, lees wel goed de signalen in die toetsen. Vaak zijn de kleefletterwoorden en de woorden met meerdere medeklinkers de oorzaak van een lagere score. Klankzuivere woorden worden vaak wel al goed gescoord, vooral in de synthese. De analyse blijkt vaak moeilijker. Als dat zo is, is dat nog geen reden tot paniek, wel een aandachtspunt!

Moet je die toetsen altijd afnemen?
Nee. Immers: als kinderen in de reguliere toetsen het acceptabele aantal woorden lezen mag je aannemen dat de synthese juist is. Als dat niet zo is benadruk dan die vaardigheid terwijl je het woord visueel ook analyseert. Dan leert het kind dit meestal wel. Als je dit vanaf kern 1 al hebt gedaan zal het zeker bij kern 3 (voor de klankzuivere woorden) geen probleem meer opleveren.

Toetsen: Hoe organiseer je het en wie neemt het af?

Onze voorkeur gaat uit naar het afnemen van toetsen door de leerkracht zelf. De klas kan tijdelijk zelfstandig werken of door anderen worden overgenomen. Kies bij tijdgebrek voor de essentiële zaken.
Neem na elke kern van elk kind Veilig & vlot af. Op basis van de score kan incidenteel vervolgonderzoek plaatsvinden.
Neem bij de signaleringsmoment wel alle geadviseerde toetsen af om een goed beeld te krijgen. Mogelijk kunnen de tussentijdse toetsen in de klas worden afgenomen maar kan de leerkracht zich vrijroosteren voor de signaleringstoetsen.

Wat moet ik doen: de toetsen van het protocol of die van Veilig leren lezen?

De toetsen in het Protocol zijn gekoppeld aan de 1e maanversie.
Voor een zuiver beeld van de vorderingen met de 2e maanversie is het beter om de richtlijnen voor de signaleringen van de methode te volgen. Ze vullen het gemis van de 2e versie in het Protocol op. De normen zijn strenger, maar ze zijn wel gebaseerd op gegevens van normen van gebruikers van de 2e versie.

Hoe leer ik spellend lezen af? Wanneer mag het wel, wanneer niet meer?

Kinderen mogen in het begin van het leesproces nog spellend lezen, maar al gauw moeten woorden met bekende letters ‘aan elkaar’ en ‘direct goed’ worden gelezen. Met Veilig &vlot en de instructiekalender wordt dat geoefend.
Bij nieuwe letters worden woorden bij de kennismaking nog even spellend gelezen, daarna moet onmiddellijk het vlot lezen worden geoefend. Leesaanpakken zoals voor-koor-zelf (zie het artikel op de siet van Veilig leren lezen) , de meeleeskaarten van Veilig in Stapjes en oefeningen in de Woordzetter stimuleren dit vlot lezen.

Hoe gebruik je het sinterklaasboekje? Extra of in plaats van?

Deze keuze laten we aan de leerkracht. De artikelen op de website ondersteunen de leerkracht in het maken van de juiste keuze. Het mag nooit zo zijn dat het Sinterklaasproject zoveel extra tijd vraagt dat het reguliere programma in het gedrang komt. Sommige onderdelen van het Sinterklaasproject kunnen zelfs het basisprogramma voor een deel vervangen. Nogmaals: lees de adviezen in de artikelen.

Welke toetsen moet ik afnemen? Er staat zo veel op zo veel plaatsen!

Houd in eerste instantie de richtlijnen aan zoals ze gegeven worden op de website. Daarin staan de meest actuele adviezen.
De belangrijkste onderdelen daarvan zijn:
- Veilig en Vlot na elke kern
en
- de signaleringsmomenten herfst-, winter-, lente- en eindsignalering.

Voor het SBO worden in de eerste zes kernen extra meetmomenten door het Protocol Leesproblemen en Dyslexie geadviseerd.

Wat heeft de voorkeur: blokletters of schrijfletters?

Dat is afhankelijk van de voorkeur van de leerkracht.
- Er zijn leerkrachten die bewust kiezen voor blokletters, vanwege de visuele en tactiele ondersteuning van de lettervorm tijdens de fase van het aanleren van letters.
- Bij de keuze voor schrijfletters, gelijkopgaand met de leesletter, adviseren we om dat ook echt parallel te laten lopen, anders hebben kinderen er last van bij schrijfopdrachten.

Bij functionele schrijfopdrachten loopt het in de eerste 6 kernen wat rommelig: kinderen gebruiken hoofdletters, blokletters en schrijfletters door elkaar. Dat is niet erg, zolang de reeds officieel aangeleerde letter maar de schrijfletter is.

Hoe belangrijk is het gelijk opgaan met schrijfletters?

Onze voorkeur gaat uit naar het gelijk op laten gaan van lees- en schrijfletter. Door consequent kinderen te leren omgaan met leesletters en schrijfletters hebben kinderen eerder voordeel dan nadeel van de verschillende vormen. Omkeringen als bij b-d en eu-ue komen veel minder voor.

Hoe sluit de 2e maanversie aan op Schatkist?

In Schatkist hebben veel activiteiten direct relatie met de tussendoelen beginnende geletterdheid. Ook Veilig leren lezen gaat door in het uitbouwen van die activiteiten gebaseerd op die tussendoelen.
Elementen als lettermuur en functionele lees- en schrijfactiviteiten zijn in beide uitgaven een bewust onderdeel van het programma. Veilig leren Lezen houdt rekening met de spontane groei die kinderen maken bij het werken met Schatkist in groep 2. Kinderen met een meer dan gemiddelde groei in het leesproces krijgen uitdaging in de vorm van het klikklakboekje en kunnen in groep 3 verder op het niveau van raket en zon.
Beide uitgaven vullen elkaar aan wat betreft de taalontwikkeling, met name op het gebied van woordenschat en begrijpend luisteren. De ankerverhalen vormen in beide uitgaven daarvoor een belangrijk onderdeel.

Welke informatie van groep 2 is relevant voor het inschatten van verschillen tussen kinderen aan het begin van groep 3?

In het begin van groep 3 zou je voldoende informatie van de leerkracht van groep 2 moeten krijgen om te weten of een kind de elementaire leeshandeling al beheerst, al aan het verkennen is, al letters kent en er al woorden mee kan lezen.
- In de checklist kun je de beginnende geletterdheid in kaart brengen. Je kunt daarbij op een eenvoudige manier de letterkennis van beginnende groep 3 leerlingen in kaart brengen. Door bijvoorbeeld een blad met alle letters te geven en te letters te laten omcirkelen die ze al kennen krijg je snel zicht op de diverse niveaus. Kinderen moeten de letters die ze hebben omcirkeld natuurlijk wel nog even benoemen.
- Als je ontdekt dat er kinderen zijn met behoorlijk wat letterkennis moet je ook kijken of kinderen al woorden kunnen lezen met die letters. Als dat zo is kun je een woordentoets afnemen (bijvoorbeeld DMT) en ontdek je in hoeverre het automatiseren van die leesvaardigheid al is gevorderd.

Eigenlijk doe je zo stap voor stap wat het computerprogramma in blok 0 ook doet:
- Dit programma biedt letters aan van kern 1, 2 en 3.
- Worden die voldoende beheerst dan biedt het ook woorden aan met die letters.
- Wordt ook dat voldoende beheerst dan biedt het programma letters aan van kern 4, 5 en 6
- en daarna ook woorden.
- Afhankelijk van de individuele score krijgt een kind een indicatie van mogelijk maan, ster of zon.
- Het toetsen van auditieve vaardigheden (vooral auditieve synthese) behoort ook tot deze screening.

Wat doe ik in plaats van het Boek van Moek

De inhoud van het verhaal van het Boek van Moek is niet meer van deze tijd. De tijd dat kinderen pas kennismaken met letters en klanken in groep 3 is voorbij.
De spelletjes met namen (zie ook het ik-project) en de prentenboeken met als onderwerp het leren lezen en letters (Letterwinkeltje, Kijk mijn letter) zijn goede alternatieven.

Geen Jantje Snoeper meer?

Nee.
Het verhaal van Jantje Snoeper richtte zich vooral op de regel van het spellinggebeuren. In het leesproces gaat het om de visuele herkenning van woorden met een open lettergreep. Daar richt de instructie van Veilig Leren lezen zich nu op. De instructiekalender ondersteunt dat door kleur te gebruiken in de analogie van woorden met een open lettergreep.

Hoe bied je de open lettergreep aan in de 2e maanversie?

In de 2e maanversie leren we kinderen woorden met de open lettergreep te herkennen door de aandacht te vestigen op de structuur van het woord.
Door de rijtjes met tweelettergrepige woorden en het verwijzen naar de vervolgclusters: -ter, -mer, -men, -ken, -den, etc. leren kinderen structuren herkennen en isoleren in een woord. Dan valt meteen op dat de lettergreep ervoor eindigt met een klinker. En die wordt aan het einde van een stukje (= lettergreep) lang. Kinderen kennen dat verschijnsel al van ja, zo en nu.

Tips:
- Geef een blad met woorden en laat de laatste lettergrepen van een woord kleuren (bv geel). Daardoor zien de kinderen meteen of de lettergreep ervoor eindigt met een korte klank. Die wordt dan lang!Oefen deze bestudering van de open lettergreep met woorden waarin zowel open als gesloten lettergreep voorkomt. Zo worden kinderen gevoelig voor het herkennen van open lettergrepen in een woord.
- Je kunt ook woordstroken maken en die in stukken laten verdelen, bijvoorbeeld door ze te vouwen op de eindclusters: ter, ver, der, nen, men, etc.Daarmee worden kinderen gevoelig voor het snel herkennen van deelstructuren in woorden én dus de open lettergreepwoorden. Deze werkwijze kun je inderdaad ondersteunen door te wijzen op de structuur van de woorden in Veilig & vlot en de instructiekalender.
- Tenslotte wijzen we nog op de extra materialen bij kern 10.

Welke problemen kan ik tegenkomen met allochtone kinderen in het aanvankelijk leesonderwijs?

Bij allochtone leerlingen is de techniek van het lezen vaak niet het probleem. Het zijn de specifieke klanken die soms parten spelen bij een vlotte letterkennis en bij auditieve oefeningen in de boekjes. Kinderen die daarin aandacht nodig hebben zien we graag in de ster-aanpak en hebben als zodanig extra instructie nodig op hun zwakheden. Omdat het probleem van de uitspraak voor elke taal anders is lijkt het me moeilijk om daar specifiek steeds iets van te zeggen. Allochtone kinderen hebben vaak problemen met klankherkenning van -e-/-i-, -eu-/-ui-. Je zult daar extra aandacht aan moeten besteden.
Wat vaak ook voor deze kinderen geldt, en ook voor kinderen met een taalarme en/of dialectische situatie thuis, is aandacht voor de woordenschat. Maar dat is een open deur! Juist het benoemen van de plaatjes, het herhaald lezen en aandacht geven aan themawoorden en verhaalwoorden, het interactief voorlezen, al die zaken worden juist belangrijk als kinderen een allochtone of taalzwakke achtergrond hebben. We besteden daar inVeilig leren lezen wel aandacht aan, maar let op: we zijn geen NT2-methode. Specifieke aanpak van deze kinderen zit in het stimuleren van mondelinge taalvaardigheid en oefeningen op juiste uitspraak van de klanken. In samenspraak met logopedie of de NT2 leerkracht moet je daar natuurlijk wel extra aandacht voor hebben.

NT2 kinderen kunnen de plaatjes niet juist benoemen. Hoe pak ik dat aan?

Om het benoemen van de plaatjes juist te laten verlopen hebben we de werkbladen met auditieve opdrachten opgenomen bij de reuzenwerkbladen. Zo kan de leerkracht elke les extra aandacht besteden aan het juist benoemen van de plaatjes.
Ook het ringboekje geeft oefening in het benoemen van de plaatjes omdat bij stap 1 eerst de plaatjes en woorden moeten worden gelezen en benoemd.

Hoe zet je het zonniveau verder door in groep 4?

In een goede vervolgmethode zullen mogelijkheden zitten voor kinderen die verdiepingsstof nodig hebben of extra uitdaging. Dat moet in principe voldoende zijn. Zorg steeds ook dat er voldoende open opdrachten bij zijn, bijvoorbeeld goede computerprogramma’s met mogelijkheden voor extra niveaus en extra uitdaging.

Hoe laat je kinderen weten wat ze zijn: maan,ster, raket, zon?

Het heeft niet onze voorkeur om kinderen vast in te delen als ster-, raket-, maan- of zinkind. Dat stigmatiseert.
Probeer in je organisatie de kinderen te sturen naar de verschillende opdrachten door ze per les vervolgopdrachten te geven voor raket en een plaats te geven aan de instructietafel (steraanpak). Als de samenstelling of de keuzemogelijkheid per les verschilt en zeker niet steeds door vaste groepsindelingen benadrukt wordt, gaan kinderen daar gemakkelijker mee om. Je hoeft het zelfs niet nadrukkelijk te noemen! Hoed je voor het stigmatiseren van kinderen in bepaalde niveaus.

Wat doe ik met kinderen die in groep 2 al avi 3 kunnen lezen?

Laat die kinderen vooral zelf aangeven wat ze doen met hun leesvaardigheid en schrijfvaardigheid.
- Functionele lees- en schrijfactiviteiten kunnen volop worden gestimuleerd en aangeboden worden.
- Zelf boekjes lezen is ook een goede bezigheid.
Bij de overgang naar groep 3 kunnen deze kinderen gemakkelijk mee in de stroom van het zonniveau.

Wat doe ik met kinderen in groep 2 die al willen leren lezen? Is het een goede keuze om al vanaf januari methodisch te werken met Veilig leren lezen?

Het probleem van vroegtijdig beginnen in de kleutergroep zit in het geven van instructie.
Als je kinderen op individueel niveau de letters en leesvaardigheid laat ontdekken geeft dat inderdaad voor een aantal kinderen wel een positief resultaat. Het is immers bekend dat sommige kinderen uit zichzelf leren lezen mits er voldoende aanbod is.
Maar start je de methode in groep 2 met kinderen die instructieafhankelijk zijn, dan zie je hele andere resultaten. Kinderen die instructieafhankelijk zijn hebben de hulp van de leerkracht nodig. Ze kunnen niet (zoals dat in een kleutergroep gebruikelijk is) even individueel geholpen worden, ze vragen om meer uitgebreide begeleiding.

Vandaar dat we met Veilig leren lezen een leeromgeving bieden waarin (in groep 3) die instructietijd zo effectief mogelijk gebruikt wordt. We pleiten ervoor om kinderen in groep 2 weliswaar de ruimte te geven in zelfontdekkend leren lezen (bv met behulp van een lettergroeiboekje), maar instructiegevoelige kinderen kunnne het best starten met een methodische aanpak in een convergente differentiatie zoals je die in groep 3 met Veilig leren lezen kunt organiseren. Eerder beginnen in groep 2 levert voor sommige kinderen een voorsprong op die het organiseren van leesonderwijs in groep 3 ingewikkelder maakt.
Kinderen die gevoelig zijn voor een vroegtijdige start van het leren lezen kun je beter voeden met geletterde ontdekactiviteiten. Ze komen in groep 3 aan hun trekken door met raketmaterialen al die extra kennis te gaan toepassen, zonder dat ze groep 3 dwingen tot divergente differentiatie. Deze vorm van differentiatie belemmert immers vaak het vinden van voldoende instructietijd voor de zwakkere leelringen en zij bemoeilijkt het groepsproces van de thematische en talige activiteiten.

Hoe lang laat ik de letterlijn hangen?

Laat de letterlijn gedurende kern 7 en 8 nog hangen! Ruim niet na kern 6 meteen die lijn op.
Oefen zeker voor de zwakke leerlingen nog dagelijks en verander daarbij de volgorde. Als alle kinderen de letters vlot kennen kan de lijn weggehaald worden.

Hoe zet ik vervolgwerk in dat veel ruis veroorzaakt?

Je kunt de materialen die ruis veroorzaken (de Speelleesset, stempelen, Tiptop) ook op een apart werkmoment zetten.
De stillere activiteiten zet je beter in na het werken in het werkboekje op de ochtenden en de ruisgevoelige activiteiten op de middag, bijvoorbeeld tijdens hoekenwerk.

Wat moet ik wel/niet nakijken?

Kinderen maken op een dag soms veel werk. Je kunt ervoor kiezen om alles na te kijken, maar dat kost veel tijd. Je kunt ook keuzes maken.

Het werk in de werkboekjes komt dagelijks terug. Het is de basis en het is goed om dat proces goed te volgen. Maar dat hoeft niet te betekenen dat je elke dag alles moet nakijken. Er zijn verschillende mogelijkheden:
1. Je kunt het na schooltijd nakijken.
2. Je kunt het na afloop van de les met de groep bespreken. Bij dat laatste heb je natuurlijk geen zicht op elk foutje van elk kind, maar je moet je afvragen of dat altijd belangrijk is. Zorg dat je zelf in de buurt staat van je zwakkere broeders.
3. Je kunt ook in de afronding of na de verwerking kinderen samen het werk laten vergelijken en bespreken. Zorg dan, dat kinderen niet van elkaar het werk nakijken maar elkaar wijzen op fouten die ze zelf weer mogen verbeteren. Door deze activiteit zie je niet welk foutje elk kind heeft gemaakt, maar is dat nodig? Moet je echt altijd alles nakijken? Dit laatste is sterk afhankelijk van de visie en persoonlijke voorkeur van elke leerkracht.

Bij punt 2 en 3 kan de leerkrachtassistent Veilig leren lezen grote diensten bewijzen, omdat daarin alle werkbalden zijn opgenomen. Je kunt samen met de kinderen het blad te maken en de juiste antwoorden bespreken.

Denk ook aan de volgende mogelijkheden:
- Mocht je niet elke dag toekomen aan correctiewerk dan kun je ook een aantal werkjes opsparen om daarna pas na te kijken. Het voordeel daarvan is, dat je een goed beeld krijgt van het werk van een kind, omdat een foutje per bladzijde niet zozeer opvalt, maar een foutje van een bepaald type op een aantal pagina’s wel.
- Activiteiten die kinderen in het vervolgwerk doen kun je in een postvakje (portfolio) opsparen. Elke dag neem je dan van een paar kinderen de inhoud van het postvakje even door om het op een geschikt moment ook met het kind te bespreken.

Tenslotte nog een tip.Als je besluit dat je niet alles gaat nakijken, zeg dat dan in de informatieavond tegen de ouders. Leg ook uit waarom. Dan krijg je geen schuldgevoelens als ouders een foutje zien dat niet nadrukkelijk door jou is aangestreept.

Wat als je de planning niet haalt?

Als je de jaarplanning niet haalt heb je dus ergens vertraagd.
Dat kan allerlei oorzaken hebben, maar het mag niet zo zijn dat de vele suggesties voor oefenmogelijkheden en de vele mogelijke opdrachten in een kern belemmerend werken op de voortgang. Het gaat er op het eind van een kern niet om dat alle mogelijke opdrachten zijn afgewerkt. Het gaat erom dat er voldoende oefenmogelijkheden en materialen zijn waaruit een keuze kan worden gemaakt, een keuze afhankelijk van de specifieke hulpvraag.
Op basis van toetsen kun je vaststellen of de doelen voor die kern zijn behaald. Als dat zo is, kun je de nog niet uitgevoerde opdrachten in met name differentiatiematerialen overslaan. Gebruik die materialen dus selectief en laat ze geen rem vormen op de voortgang.
Datzelfde geldt voor zwakke leerlingen. Laat enkele leerlingen niet de rem zijn op de voortgang van de rest van de groep. Juist een goede differentiatie kan dit voorkomen.

Wat doe je in de grijze weken van de jaarplanning?

De grijze weken zijn in het jaarrooster gepland om een buffer te kunnen zijn voor niet voorziene vertragingen door sportdagen, studiedagen en schoolkamp. Ze bieden extra ruimte in toetsweken of geven extra herhalingsmogelijkheden.
Het kan zijn dat in het jaarrooster ergens een grijze week gepland staat die op dat moment in die groep niet nodig is. Dan kun je gewoon verder gaan met het programma van Veilig leren lezen en de ruimte in het rooster benutten voor andere periodes waarin het moeilijk wordt om het tempo van het jaarrooster te volgen.

Welke mogelijkheden biedt Veilig leren lezen om activiteiten te organiseren voor hoekenwerk?

Het hoekenwerk kan heel breed worden ingevuld. De volgende tips hebben vooral betrekking op de mogelijke activiteiten die gekoppeld zijn aan de leesontwikkeling en Veilig leren lezen.

In Feestneus zitten heel veel activiteiten die kinderen kunnen doen, individueel, in tweetallen of in kleine groepjes. Veel activiteiten hebben betrekking op het thema van de kern.
Je kunt de activiteiten van Feestneus op een registratielijst laten afstrepen als de opdracht is gemaakt. Maar je kunt ook van sommige activiteiten een hoek op zichzelf maken door de opdracht centraal te stellen in de hoek. Kijk maar eens wat voor activiteiten er zijn en denk daarbij aan:
- een toneeltje voorbereiden in de dramahoek met behulp van het stripverhaal
- een woordweb laten maken met behulp van de stramienkaart 5 en opzoekboeken
- het maken van een encyclopedie van dieren met behulp van kaart 2.8 of 2.9 en 6.1
- een knutselhoek voor de opdracht van kaart 6.9
Zorg ervoor dat er variatie blijft in hoeken door ze steeds te vullen met activiteiten die passen bij het thema.

Denk ook aan de thematips die je vindt op de website bij 'extra materialen voor de leerkracht'.
In de stempelhoek kunnen kinderen zinnen maken bij plaatjesstempels van Veilig leren lezen.
Er is een leuk idee voor het gebruik van de overgebleven stickers, uitgewerkt in een artikel op de website van Veilig leren lezen.

Je kunt in een aparte hoek de gezelschapsspelletjes doen van de Speelleesset en Feestneus.
In een andere hoek zet je de luisterspelletjes van de Speelleesset en ook weer apart de meeleeskaarten bij de cd-speler.

Richt een computerhoek in met het computerprogramma van Veilig leren lezen en/of Leesladder.

Veilig Leren Lezen biedt al een variatie aan activiteiten. Met een beetje creativiteit vind je zo talloze mogelijkheden. Houd daarbij zeker ook de website van Veilig leren lezen in de gaten!

Wat moet je minimaal afnemen bij de herfstsignalering?

Voor de herfstsignalering is het belangrijk dat je van elk kind in elk geval de ontwikkeling van de volgende onderdelen kunt geven:
- Letters benoemen correct en vlot
- Nieuwe woorden lezen correct en vlot
- Tekst lezen.
- Letters schrijven
Daarbij kunnen de volgende gegevens nog aanvullend zijn:
- Rijtjes lezen (dan zie je de mate van beheersing synthese-lezen in detail)
- Auditieve synthese (dat is vooral nodig als letterkennis wel goed gaat maar het woorden lezen niet goed verloopt)
- Auditieve analyse (als signaal voor eventuele spellingproblemen).

Of je deze gegevens verzamelt met behulp van de toetsen van het Protocol of van Veilig leren lezen is niet relevant. Wat wel belangrijk is om te weten dat de toetsen van het Protocol gericht zijn op de gebruikers van de 1e maanversie en geen rekening heeft gehouden met de normen en de ervaringen van de gebruikers van de 2e maanversie. Vandaar dat Veilig leren lezen een eigen herfstsignalering heeft die een volwaardige vervanging is van de signalering van het Protocol.

Wat leer ik de kinderen: 'een' of 'un', 'het' of 'ut'?

In de 2e maanversie is bewust gekozen voor het aanleren van 'één' en 'hèt'.
Kinderen zitten immers in de fase van de elemenatire leeshandeling en zouden verward worden door in de fase van de opbouw van letterkennis ook de 'ee' als 'u' te moeten benoemen in 'een' en de 'e' als 'u' in 'het'.
Alleen voor het woordje ‘de’ moeten we een uitzondering maken omdat daar geen alternatief voor is.
Als het vlotl ezen van teksten steeds gemakkelijker gaat en natuurlijk verloopt veranderen de woorden vanzelf in un en ut.

Belast ik kinderen met dyslexie niet onnodig met de hoge normen van de tempotoetsen?

Nee.
Kinderen die problemen hebben met leren lezen en dan vooral met het tempo van lezen zijn niet per definitie kinderen met dyslexie. Vandaar dat je moet proberen om door extra inspanning deze kinderen juist wel op een hoger tempo te krijgen.
Als dyslexie definitief is vastgesteld kun je gaan denken aan een speciale manier om de leerlijn van dit kind uit te stippelen. Maar de normen heb je eerst nodig om achterstand te kunnen signaleren ten opzichte van de reguliere ontwikkelingslijn.

Hoe vroeg kun je dyslexie signaleren?

Eigenlijk is dyslexie bij kinderen in groep 3 nog niet volgens de normen vast te stellen. Wat wel al gesignaleerd kan worden zijn achterstand, uitval en onvoldoende leesontwikkeling. Dat kan duiden op mogelijk dyslexie of op leesproblemen.

Is het zinvol om dan al onderzoek aan te vragen?
Nee! Want eerst moet je aantonen dat er extra inspanning is geleverd om die dreigende of reeds opgelopen achterstand weg te werken.
Kinderen met leesproblemen of vermoedelijk dyslexie behandel je gelijk. Je doet ze dus niet tekort door eerst te investeren in die extra zorg.
In beide gevallen is de werkwijze: je signaleert, kiest voor een interventie (zie daarvoor ook het boek Protocol Leesproblemen en Dyslexie) en behandelt. Je registreert de resultaten van je inspanning (in het artikel staat een uitstekend advies hoe om te gaan met toetsen bij deze kinderen) en als stagnatie hardnekkigheid is aangetoond ondanks al die inspanningen mag je langzaamaan gaan denken aan mogelijke dyslexie. Maar dan zijn we meestal al ¾ verder in het schooljaar. Als dyslexie in de familie voorkomt heb je nog een reden temeer om dan serieus te denken aan dyslexie.

Moet ik ook zonkinderen na elke kern toetsen?

Zonkinderen worden getoetst aan het begin van het schooljaar met behulp van DMT en eventueel avi.
Gedurende het jaar moeten de vorderingen van het kind de opklimming in moeilijkheidsgraad van de zonboekjes blijven volgen, anders werkt het kind boven zijn of haar kunnen. Vergelijk dus steeds het leesniveau van het kind met het niveau van de kernen.
- bij kern 1 en 2 is dat avi 1
- bij kern 3 en 4 is dat avi 2
- bij kern 5 en 6 is dat avi 3
- bij kern 7 en 8 is dat avi 4
- bij kern 9 - 12 is dat avi 5

Het toetsen van Veilig en Vlot is zeker in de hogere kernen interessant, want dan moeten zonkinderen natuurlijk wel steeds uitmuntend scoren! Zo niet, dan moet de aanpak mogelijk worden veranderd.
De score op de DMT mag natuurlijk ook niet stagneren. Houd dat in de gaten en je hoeft kinderen van de zongroep niet extra te toetsen. Zij zitten immers al ver boven het gewenste streefdoel.
En vergeet niet om ook het spellingniveau in de gaten te houden. Vaak is schrijven niet zo ver ontwikkeld als lezen.Bij deze kinderen geldt dus: er moet vooruitgang zijn, hoe klein ook. Stilstand is een gevaarlijk teken.

Kun je Veilig in Stapjes gebruiken naast de 2e maanversie?

Veilig in Stapjes is een extra uitgave naast de 1e versie van Veilig leren lezen. Deze uitgave geeft meer mogelijkheden om intensiever met de elementaire leeshandeling bezig te zijn. Uit de praktijk is gebleken dat het vroegtijdig toepassen van de elementaire leeshandeling zeer zinvol is, juist ook voor zwakkere leerlingen. Met Veilig in Stapjes ontstond er een alternatieve methode voor het SBO. Tevens gebruiken veel leerkrachten in het reguliere onderwijs de methode om een alternatieve route in te slaan. Het gevolg daarvan is dat voor die kinderen vertragingen in het proces ontstaan.

Veilig in Stapjes heeft een iets andere opbouw van de letterkennis dan de 1e maanversie. Omdat de 2e maanversie de letteropbouw en de didactiek van Veilig in Stapjes heeft overgenomen (uitbreiding van -aa- en -e- in kern 1 en de letter -ee- in kern 2) en omdat we de elementaire leeshandeling meteen koppelen aan het aanbieden van nieuwe letters is Veilig in Stapjes als specifieke aanpak overbodig geworden. De intensieve leerlingenzorg die de 2e maanversie gerealiseerd heeft in organisatie en materialen heeft zich reeds bewezen in het sbo. Ook daar gebruikt men Veilig Leren lezen als basismethode. Kinderen op de basisschool in een apart, vertraagd traject zetten met een alternatieve aanpak is uit den boze!

Hoe organiseer ik de verlengde instructie?

Voor het organiseren van verlengde instructie zijn de volgende zaken belangrijk:
- De andere kinderen moeten zelfstandig aan de slag kunnen. Zorg dat kinderen weten wat ze moeten doen, bijvoorbeeld door op het planbord de opdrachten te visualiseren.
- De verlengde instructie moet gericht zijn op begeleid inoefenen, hetgeen deze kinderen niet alleen kunnen. Maar zeker moet tijdens de verlengde instructie extra oefening geboden worden voor kinderen die niet voldoende hadden aan de basisinstructie. Extra oefenen van letters, rijtjes lezen, vlot lezen en teksten lezen is zeer zinvol.

Maak de instructiegroep niet te groot.
Richt je op die kinderen die echt zonder die ondersteuning achterraken op de rest van de groep. Kinderen die een extreme uitval hebben en het tempo van de groep niet meer kunnen volgen kun je beter apart extra instructie geven.

Tenslotte nog een tip: Laat zwakke kinderen wel de instructie volgen van de basisgroep maar geef daarna extra instructie en begeleide inoefening van automatiseringsoefeningen uit eerdere kernen (bijvoorbeeld Veilig & vlot van kern 4-6 als kern 7 of 8 al in de klas actueel is. Zie daarvoor de 'Hulp aan risicolezers' bij kern 7 e.v.; www.veiliglerenlezen.nl / gebruikers 2e maanversie / extra materialen / bij kern 7, 8 enz)

Wat als een zonkind geen zonkind meer is?

Deze kinderen kunnen dan weer aansluiten bij de basisgroep en eventueel met raketmaterialen nog steeds extra worden uitgedaagd.

Moeten zonkinderen eerst de maanopdrachten maken?

Die keuze mag je zelf maken. Maar in principe is het niet nodig om de zonkinderen ook alle maanopdrachten te laten maken.
De zonkinderen kunnen in principe meteen tijdens de instructie van de maangroep al aan het werk met hun eigen materialen. Aanvullende oefeningen uit raketmaterialen zijn vaak ook zinvol en uitdagend (denk ook aan Feestneus).
Sluit zonkinderen niet per definitie uit voor de gezamenlijke instructie van maan. Zonkinderen vinden het vaak wel leuk om met sommige instructiemomenten mee te doen, bijvoorbeeld de activiteiten met de zoekplaten. Geef hen dan opdrachten om de moeilijkere woorden te hakken. Of vraag de woorden op post-it blaadjes te schrijven bij het ontdekken van bruikbare woorden.
Alleen als kinderen het zelf willen en als de leerkracht denk dat ze het kunnen (belangrijk blijft zelfstandigheid en zelfvertrouwen) mogen ze maanopdrachten overslaan.

De instructie is te lang en saai voor het raket- en zonniveau

Inderdaad, snelle leerlingen hebben genoeg aan een half woord. Beperk daarom de instructie in eerste instantie tot die instructie die relevant is voor het aanleren van nieuwe zaken. Kinderen die de zonaanpak volgen hoeven sowieso niet deel te nemen aan de instructie. Mogelijk kun je zelfs zo nu en dan ook de kinderen met een raketaanpak eerder laten afhaken met een extra opdracht.
Bewaak echter voldoende instructietijd voor de maankinderen en realiseer de extra instructietijd voor de kleinere groep zwakkere leerlingen.

Wanneer is een kind ster, maan, raket?

maan
De ‘maan’-lijn is de basis. Alle kinderen die niet bij ‘zon’ horen krijgen de basisinstructie.

raket
Als je ontdekt dat een kind snel klaar is, als je bemerkt dat een kind al meer letters kent (een klein testje zegt al genoeg), als je een hoge score krijgt bij Veilig & vlot, dan mag je best eens proberen hoe het kind de opdrachten met een ‘raketje’ maakt. Als dat moeiteloos gaat of als het kind dat een aangename variatie vindt na de basisopdrachten, kun je dat kind vaker een raketopdracht geven.De opdrachten voor raket zijn zo opgezet dat alle letters van de reeds aangeboden woorden erin verwerkt zijn (ook de niet doelletters van een woord, dus bijvoorbeeld de -o- van sok). Ook woorden op mmkm en mkmm-niveau worden in raketopdrachten al aangeboden.

ster
Voor ‘ster’ is er de volgende indicatie: een kind dat zwak scoort en waarbij je bemerkt dat het extra instructie nodig heeft omdat het anders niet vlot en goed de opdrachten maakt is een aandachtskind. Bij dit kind mag je de steraanpak toepassen. Ongeacht de normen van de toetsen zijn dat altijd de zwakste kinderen van je groep of de kinderen die erg veel bevestiging vragen.Veilig & vlot geeft daarvoor duidelijk richtlijnen: twijfelachtig en onvoldoende. Maar je mag natuurlijk ook je eigen gevoel daarbij volgen.

In hoofdstuk 7 van de Gebruikswijzer bij kern 1 t/m 6 staat een uitgebreide beschrijving van de differentiatie ster/maan/raket. Vergeet daarbij niet dat al deze niveaus wel eerst als één groep de basisinstructie krijgen.

woensdag 13 februari 2008

Instructie te lang voor raket- en zonniveau?

Inderdaad, snelle leerlingen hebben genoeg aan een half woord. Beperk daarom de instructie in eerste instantie tot die instructie die relevant is voor het aanleren van nieuwe zaken.

Zonkinderen hoeven sowieso niet deel te nemen aan die instructie, mogelijk kun je zelfs zo nu en dan ook kinderen die een raketaanpak krijgen eerder laten afhaken met een extra opdracht. Bewaak echter voldoende instructietijd voor de maankinderen en realiseer de extra instructietijd voor de kleinere groep zwakkere leerlingen.

Wanneer is een kind ster, maan, raket?

maan
'Maan' is de basis. Alle kinderen die niet bij ‘zon’ horen krijgen de basisinstructie.

raket
Als je ontdekt dat een kind snel klaar is, als je bemerkt dat een kind al meer letters kent (klein testje zegt al genoeg), als je een hoge score krijgt bij Veilig & Vlot, dan mag je best eens proberen hoe het kind de opdrachten met een ‘raketje’ maakt. Als dat moeiteloos gaat of als het kind dat een aangename variatie vindt na de basisopdrachten kun je dat kind vaker een raketopdracht geven. De opdrachten voor de raket-aanpak zijn zo opgezet dat alle letters van de reeds aangeboden woorden erin verwerkt zijn (ook de niet doelletters van een woord, dus de -o- van sok bv). Ook woorden op mmkm en mkmm-niveau worden in raketopdrachten al aangeboden.

ster
Voor ‘ster’ is er de volgende indicatie: een kind dat zwak scoort en waarbij je bemerkt dat het extra instructie nodig heeft omdat het anders niet vlot en goed de opdrachten maakt is een aandachtskind. En dus mag je de steraanpak toepassen. Ongeacht de normen van de toetsen zijn dat altijd de zwakste kinderen van je groep of de kinderen die erg veel bevestiging vragen.Veilig & vlot geeft daarvoor duidelijk richtlijnen: twijfelachtig en onvoldoende. Maar je mag natuurlijk ook je eigen gevoel daarbij volgen.

In hoofdstuk 7 van de Gebruikswijzer kern 1 t/m 6 staat een uitgebreide beschrijving van de differentiatie ster/maan/raket. Vergeet daarbij niet dat al deze niveaus wel eerst als een groep de basisinstructie gaan krijgen.

Hoe geef je verlengde instructie in een combinatiegroep?

Voor het organiseren van de instructie is het belangrijk dat de kinderen van de andere groep zelfstandig aan het werk kunnen zijn. Een goede klassenorganisatie is daarvoor erg belangrijk en het planbord kan daar een uitstekende hulp in zijn.
Vervolgens kun je na die instructie de verlengde instructie aan diezelfde groep geven, terwijl de andere groep nog steeds verderwerkt. Als van de eerste groep iedereen geholpen is, kunnen ze daar zelfstandig gaan werken zodat de leerkracht zich kan richten op het geven van instructie aan de andere groep.
Nadat ook daar de instructie en verlengde instructie is gegeven blijft er een uitloop van de les over waarin de meeste kinderen zelfstandig werken en de leerkracht alsnog een extra insttructierondje kan maken (bv individuele kinderen extra beurten geven).
Probeer de lessen van zelfstandig werken en intensieve instructie afwisselend te plannen zodat elke dag de instructieaandacht naar een van de twee groepen kan uitgaan.

Tips voor combinatie 2/3

Combinatiegroepen ontstaan in sommige scholen uit noodzaak (leerlingenaantal) of bewust (Jenaplanscholen). Op basis waarvan die combinatie is gemaakt bepaalt vaak ook de manier waarop zaken van groep 2 en 3 bewust worden gecombineerd of juist in gesplitste roostermomenten worden gescheiden.
In de combinatie 2/3 is het hoe dan ook een uitdaging om de instructietijd die kinderen van groep 3 vragen te waarborgen. Kinderen van groep 2 hebben nog een kortere spanningsboog en kunnen niet gedurende lange tijd zelfstandig bezig zijn. Maar ook kinderen van groep 2 mogen niet vanwege tijdgebrek minder interactie krijgen met de leerkracht. In een combinatie 2/3 zou je dan bij voorkeur moeten werken met een klassenassistent.
Dat de combinatie dan voordelen oplevert is zeker waar. De geletterde omgeving waarmee we kinderen van groep 2 ook kennis laten maken is heel concreet gestructureerd en vaak zie je dat kinderen dan al spontaan leren lezen. De zwakkere leerlingen hebben vooral al veel mogelijkheden om kennis te maken met de wereld van letters en klanken. Veel activiteiten sluiten voor deze kinderen aan bij de tussendoelen beginnende geletterdheid, zij het dan dat ze voor groep 3 gestructureerd staan in een methodische aanpak en voor groep 2 de sfeer hebben van kennismaking met en snuffelen aan de wereld van het alfabetisch principe.
Veel activiteiten kunnen dan ook elementen bevatten waaraan kinderen van groep 2 kunnen meedoen of waarbij activiteiten voor beide groepen gelijk lopen. Denk daarbij aan de zoekplaten, auditieve oefeningen, lettermuur. Wat betreft Anker, thematafel en functionele lees- en schrijfactiviteiten kan groep 2 ook deelnemen. Als groep 2 datzelfde verhaal gaat horen in groep 3 zou je het Anker vanuit een nieuwe invalshoek met een thema kunnen vullen. Zo houd je de betrokkenheid ook thematisch groot (bijvoorbeeld kern 2 eerste jaar gezondheid, tweede jaar lichaamsschema mens en dier).
Om ook voldoende instructie en begeleiding aan de kinderen van groep 2 te kunnen geven is het belangrijk dat kinderen van groep 3 goed leren zelfstandig werken. Het planbord kan daar een enorme steun voor zijn.

Tips voor combinatie 3/4

Combinatiegroepen 3/4 zie je in de praktijk op twee manieren ontstaan: De eerste manier is een noodgedwongen combinatie, bijvoorbeeld als het aantal leerlingen per jaargroep klein is. De tweede manier is een bewust gekozen combinatie. Soms zijn er dan zelfs twee parallelgroepen 3/4.

Noodgewongen:
In de eerste situatie zijn leerkrachten vaak op zoek naar een klassenmanagement waarbij de groepen veel gescheiden momenten hebben waarin vooral lezen, taal en rekenen per jaargroep wordt gegeven. Door afwisselend instructie en zelfstandig werken te organiseren is deze situatie verantwoord uit te voeren. Het vraagt ook veel van de kinderen, waarbij vooral de kinderen in groep 3 de eerste weken veel aandacht krijgen omdat zij het zelfstandig werken nog moeten leren. In het begin investeer je dus veel in het leren zelfstandig werken van groep 3 waarbij het planbord een uitstekende hulp kan zijn. Door een strak rooster waarin instructie en zelfstandig werken van groep 3 en groep 4 wordt afgewisseld is dit heel goed te realiseren. VLL heeft immers verschillende materialen waarmee kinderen al snel zelfstandig aan de slag kunnen: Letterzetter (let op, alleen maan en raketniveau!), Veilig en vlot zelf oefenen, klikklakboekje, ringboekje, computerprogramma, tiptop, speelleesset, stempelopdrachten, feestneus.

Bewuste keuze:
In de tweede situatie zul je het onderwijs ook zo moeten inrichten, maar je ziet daar dat leerkrachten heel bewust kiezen voor gezamenlijke momenten van bv thema en taal. Functionele lees- en schrijfactiviteiten tijdens de introductiefase en in hoekenwerk en tijdens coöperatief leren worden bewust heterogeen uitgevoerd. Deze leerkracht moet dus keuzes maken wat te doen met Ankermaterialen en thema-activiteiten, zodat de inhouden van deze onderdelen zowel groep 3 als groep 4 aanspreken. De keuze kan zijn dat de thema’s gekozen worden vanuit VLL omdat VLL tijdens de introductie veel talige en thematische activiteiten heeft die met groep 4 samen zou kunnen doen. Activiteiten die genoemd worden kunnen dan aan de bovengrens worden uitgebreid met wat moeilijkere opdrachten (vergelijkbaar met zonniveau). De ondergrens van groep 4 profiteert nog van het raketniveau van groep 3 en zonactiviteiten van groep 3 passen uitstekend bij het basisniveau van groep 4. Dat maakt een materiaal als bv Feestneus heel geschikt voor hoeken en coöperatief leren in beide jaargroepen.

Praktijkvoorbeeld 1:
Uit het forum van VLL vonden we twee antwoorden op deze vraag van twee leerkrachten. Hun beschrijving geeft een mooi beeld van de praktijk in een combinatiegroep:
‘Ik werk dit jaar voor het tweede jaar met vll en ik heb voor het eerste jaar een combinatiegroep 3/4. Ik begin elke dag met vll. Ik plan dan voor groep 4 lessen waaraan ze zelfstandig tenminste een half uur kunnen werken. Daarna gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk met de werkbladen, letterzetters, ringboekje, etc. zodat ik groep 4 instructie kan geven. Zodra groep 4 weer zelfstandig aan het werk is geef ik verlengde instructie aan mijn zwakke lezers. Ik ga dan met hen Veilig & vlot lezen, het leesboekje herhalen, etc. Het lukt me niet altijd. Ik heb 7 leerlingen in groep 3, daarvan zijn er drie zonkinderen, een raketkind en drie sterkinderen. Ik laat soms de zonkinderen tutorlezen met de sterkinderen. Dit vinden ze erg leuk en zo leren ze ook van elkaar. Op de dagen dat er een nieuwe letter wordt geleerd gaat mijn groep naar de andere enkele groep 3. Deze leerkracht geeft dan de instructie (ongeveer een half uur) en daarna wordt de verwerking bij mij in de klas gemaakt. Ik zorg er dan voor dat groep 4 weer zelfstandig kan werken, zodat ik gelijk met mijn verlengde instructie kan beginnen. Ik vond het in het begin ook erg moeilijk om dit zo te plannen, maar ik vind dit een prettige manier van werken. Ik hoop dat je hier iets aan hebt. ‘

Praktijkvoorbeeld 2:
‘Ik werk nu voor het 3e jaar met een groep 3/4. Bij ons op school hebben we alleen maar gecombineerde groepen en er zijn dus ook 2 parallelgroepen 3/4. Dat werkt heel plezierig samen, je loopt tegen dezelfde knelpunten aan en je leert van elkaar! We werken in groep 4 met een weekoverzicht: voor 1 hele week staat er per dag op wat groep 4 aan lessen moet doen. Er staat aangegeven waaraan ze zelfstandig kunnen beginnen en bij welke lessen instructie nodig is. Daarnaast staat er altijd een keuzetaak op voor de snellere leerlingen. Bovendien kunnen we hierop al de nodige differentiatie aangeven: zwakkere leerlingen hebben een aangepaste weekplanning, net als de supersnelle kinderen. Dat scheelt vaak een heleboel uitleg ter plekke en betekent dus tijdwinst. Verder werken we met alle parallelgroepen 3 keer per week met een blokuur (eigenlijk 3 kwartier): er is geen instructie maar alleen maar begeleiding van vooral de zwakkere lezers, spellers en rekenaars. Zij werken dan aan hun aangepaste opdrachten. Ook in groep 3 doen we dit al zo. De meeste kinderen werken lekker aan Letterzetter en de pc (wat behoorlijk tijdrovend is maar wel heel erg nuttig), enkele kinderen werken eerst zelfstandig aan letters flitsen en Veilig & vlot en dat laten ze daarna aan de juf horen. Mijn ochtend ziet er dan ongeveer zo uit: na de kring gaat groep 4 met zelfstandige lessen aan de slag (mogen ze dus zelf plannen) en geef ik ongeveer 25 minuten instructie aan groep 3 met VLL. Die gaan daarna met het planbord zelfstandig aan de slag. Ik geef dan instructie aan groep 4, dat kan rekenen, taal of spelling zijn, net wat er op de weekplanning staat. Na die instructie loop ik vaste rondes door de klas. Ze hebben allemaal een blokje op hun tafel met een vraagteken, zodat ze aan kunnen geven dat ze mijn hulp nodig hebben. Na de pauze gaat dit ongeveer net zo: eerst groep 3 instructie en daarna groep 4 en vervolgens een vaste ronde.Aan het begin van de middag is dan het blokuur met feedback op de opdrachten van die ochtend en dus de aangepaste aanpak van zwakkere leerlingen. Ik vind de eerste 5 weken elk jaar weer behoorlijk pittig voor beide groepen. Maar het is inderdaad heel erg investeren in vaste routines waar je daarna op kan bouwen. VLL geeft daarvoor heel veel goede mogelijkheden, het planbord vind ik echt een fantastisch hulpmiddel. Na 8 weken werken kunnen ze zo zeker 3 kwartier (grotendeels) zelfstandig en zinvol bezig zijn en vinden de kinderen het gewoon heel erg leuk! Het planbord vinden we daarnaast een goede voorbereiding op het zelfstandig werken met een weekoverzicht in groep 4.’

Welke materialen van de 1e maanversie kunnen worden hergebruikt?

In principe kunnen alle differentiatiematerialen van de 1e maanversie worden hergebruikt. Dat betekent dus, dat de speelleesset, knipoog en de stempelopdrachten nog steeds gebruikt kunnen worden.
De leesboekjes van de maan-roos-vis-serie blijven bruikbaar, de leesboekjes van de methode kunnen dienst doen als extra leesboekje in de bibliotheek.
Het computerprogramma is ook nog te gebruiken, al heeft het nieuwe programma veel voordelen boven de eerste versie. Het programma is nl al tijdens de kern te gebruiken en het is niet nodig om te wachten tot de eerste kern is afgerond vooraleer je kunt beginnen met de eerste oefeningen.
De letterdozen blijven eveneens bruikbaar.

Blogarchief